InleidingIn het kader van de restauratie van de kademuren langs de Binnendieze in 's-Hertogenbosch werd voorjaar 1995 begonnen aan het gedeelte dat tussen de Clarastraat en de Mgr. Prinsenstraat was gelegen.De muur ter plaatse bestond uit een gecombineerde tuinmuur en kademuur. Al voor de start van de werkzaamheden was het opgevallen dat delen van het muurwerk van historisch belang waren en dat deze dus zoveel mogelijk dienden te worden gespaard. Het plan was het tuinmuurgedeelte tot op het niveau van de tuin te slopen, vervolgens het kademuurgedeelte aan de binnenzijde te ontgraven en zo nodig te versterken, waarna aan de tuinzijde een drainagesysteem kon worden aangelegd. Alleen dat muurgedeelte dat onmiskenbaar de rest van een gebouw was zou in zijn geheel worden gespaard en worden gerestaureerd. De buitenzijde zou alleen waar nodig worden ingeboet. Aangezien de tuin onaangetast moest blijven was aan de tuinzijde maar een smalle strook grond beschikbaar om te werken, zodat de restauratie gefaseerd moest worden uitgevoerd. Dit wil zeggen dat het hele muurtraject verdeeld werd in vakken van 10 à 20 meter, die, van noord naar zuid zouden worden aangepakt. Na voltooiing van één muurvak zou pas aan het volgende worden begonnen. Door omstandigheden was het niet mogelijk hier een zelfstandig archeologisch/bouwhistorisch onderzoek uit te voeren. Het doel van het onderzoek werd dan ook om de restauratiewerkzaamheden van de aannemer te volgen en te documenteren wat in het zicht kwam. Hierdoor werd de voortgang van de restauratiewerkzaamheden een factor die het archeologisch/bouwhistorisch onderzoek sterk heeft beïnvloed, en dit niet altijd in gunstige zin. In de praktijk is gebleken dat de gekozen manier van werken het lastig maakt de beschikbare tijd op evenwichtige wijze over het project te verdelen. Vooral in situaties waarin weinig te constateren of te documenteren valt heeft de onderzoeker de keus uit werkloos toezien of het project tijdelijk te stoppen in afwachting van beter tijden. In het laatste geval is het risico aanwezig dat dingen worden gemist. De werkzaamheden vonden plaats van voorjaar tot najaar 1995. Er werd drie keer tussentijds gerapporteerd, op 22 mei, 23 augustus en 17 oktober 1995. Deze rapportages zijn hier als bijlagen opgenomen. Het onderzoekVoor het begin van de restauratiewerkzaamheden werd een inventarisatie gemaakt van het zichtbare muurwerk, die in een tussentijds verslag werd vastgelegd (bijlage 1). Op grond hiervan kon met zekerheid worden vastgesteld dat aan de noord-zijde de hoogste concentratie aan archeologisch/bouwhistorische informatie kon worden verwacht. Dit werd later al werkende bevestigd.Van de beschikbare tijd werd het meeste gebruikt voor de documentatie van de gedeelten I en II (zie de overzichtkaart in bijlage I). Doordat de onderzoeker in het begin van het project bijna dagelijks aanwezig was kon het restauratieproces goed worden gevolgd. Vanaf vak V bleek de kwaliteit van het oude muurwerk zo slecht dat vrijwel de gehele muur, op de steunberen na, tot op het waterniveau van de Binnendieze werd gesloopt. Uit historisch oogpunt kwam hier in eerste instantie weinig nieuws in het zicht. Aangezien de beschikbare tijd, betaald door het Ingenieursbureau van de gemeente, verbruikt was en het bouwproces ernstig werd vertraagd door het feit dat vrijwel alle muurwerk opnieuw moest worden gefundeerd en van de grond af moest worden opgemetseld, is uit oogpunt van efficiency de bouw niet meer dagelijks gevolgd. Hierdoor zijn dingen gemist. Aan de zuidzijde van het restauratieproject zijn volgens de uitvoerder meerdere muren aangetroffen haaks op het water, op een moment dat de | 1 |
onderzoeker niet aanwezig was. Na de voltooiing van de 'nieuwbouw' werd begonnen aan de restauratie van het muurgedeelte II. Om deze restauratie zoveel mogelijk in goede banen te leiden werden de stukken geschreven die hier opgenomen zijn als de bijlagen II en III. Hierin is ook al veel historische informatie te vinden. Op grond van in de bodem aangetroffen mergelprofielen, afkomstig van de montants van het kapelvenster, werden door de aannemer nieuwe profielen gegoten. De vorm van deze profielen is in bijlage II gegeven. | 2 |
Ronald van Genabeek, Eddie Nijhof en Frederike Schipper, Stad op de schop (2019) 206, 690